Bij een fonetische articulatiestoornis kan het kind de klank wel maken, maar wordt deze vervormd of weggelaten omdat deze technisch nog te moeilijk is. Een voorbeeld hiervan is slissen of lispelen, waarbij de klanken [s], [z] en/of [sj] verkeerd worden uitgesproken. Dit kan veroorzaakt worden door te slappe tongspieren, het verkeerd aanleren van de [s], langdurig speengebruik en/of te geringe beheersing van de tongmotoriek. De klanken klinken onzuiver en woorden waarin deze klanken voorkomen, zijn moeilijker verstaanbaar. Slissen en lispelen gaan dikwijls samen met afwijkende mondgewoonten. Ook problemen met de [r] en interdentaal uitspreken van de klanken [l], [n], [d], [t], [s] en [z] vallen onder de term fonetische articulatiestoornis.

Er wordt onderzoek gedaan op gebied van de articulatie, de mondmotoriek en de aanwezigheid van eventuele afwijkende mondgewoonten. De therapie is erop gericht de afwijkende mondgewoonten af te leren, de spieren die nodig zijn bij het spreken te versterken en de klanken op een juiste wijze aan te leren.